Reisplakboek
Een grappig beestje
We waren zojuist onze achteraf gezien moeilijkste rivier overgestoken, in Tsjaad. De moeilijkste omdat hij aardig diep was en we ook nog niet goed wisten hoe het moest. Want het was een van de eerste. Er waren dertig Tjadische kindertjes die niet hielpen en om ons lachten en af en toe met modder gooiden.
We kwamen midden in de rivier te staan met een niet draaiende motor, zo diep in het water dat het tot de rand van de koffers stond. Met de grootste moeite wist ik, terwijl Gerben met de motor en de rivier worstelde, een aantal kinderen te bewegen te helpen slepen en sjorren.
De tweede motor ging gelukkig beter; die wist Gerben in 1 keer rijdend, zij het moeizaam, naar de overkant te krijgen. De kinderen waren na enige aanmoediging zo ver dat dat ze klapten en 'Yo!Yo!Yo!' riepen, wat prettiger is dan met modder gooien. Toen moest natuurlijk nog de bagage over de brede rivier gedragen worden. We waren al met al een paar uur lang in de weer.
Toen we modderig en zweterig in onze natte motorlaarzen aan de overkant stonden was er een meneer van het daar gelegen dorpje gekomen om ons minzaam mee te delen dat we ons moesten komen inschrijven. We mochten wel eerst toilet maken, dat kon er nog net van af. Hadden we geen zin? Maar hoe moest de Tjadische staat dan funktioneren? Laat de Tjadische staat liever een brug bouwen, zeiden we humeurig. En we gingen niet.
We reden een stukje door en vonden een prettig plekje om even te zitten en op te drogen. Dat gaat daar heel snel maar je sokken even in de zon hangen is toch wel fijn. En toen kwam het. Zomaar in het gras langs de zandweg liep een kameleon. Hij was grasgroen en zijn lijfje was kleiner dan mijn vinger. Hij had een prachtig gekruld staartje. Ik nodigde hem uit om op mijn hand te lopen en dat deed hij. Hij keek kalmpjes om zich heen in twee richtingen tegelijk en omklemde mijn vinger met die vreemde buitenaardse handjes. Als ik hem op mijn donkergroene bloes zette werd hij bruin. En op mijn hand en in het gras weer lichtgroen. Twee kleuren kon hij dus. Dat is meer dan ik.
Enige tijd later passeerde een Zwitser in een Landcruiser. Hij was van het Rode Kruis in het volgende stadje. Daar hebben we die nacht geslapen na een heerlijke Zwitserse maaltijd van spagghetti met paddestoelen. En de dag daarna reden we Sudan binnen.