Reisplakboek

Hippo's in het meer van Tengrela

Burkina Faso is een klein land zonder kust. Op papier is het erg arm, armer dan Mali. Toch vonden we toen we de grens passeerden dat het niet die indruk maakte: er ligt meer asfalt, een groter deel van het land is bebouwd en ziet er goed verzorgd uit (veel gierstvelden), en alles, ook de mensen, lijkt een beetje vrolijker. Zo zagen we bijvoorbeeld kleurige muurschilderingen op de wand van het eenvoudige eethuisje waar we na het binnenkomen van het land een bordje rijst met saus gingen eten. En het smaakte ons beter. Alsof overal net wat meer moeite voor werd gedaan. Burkina is een politiek veel stabieler land dan Mali, dat zal de bevolking wel motiveren. Dan heeft een extra inspanning ook nut.Uitrusten bij een waterval.

Na ons verblijf in Bobo-Dioulasso en de hoofdstad Ouagadougou wilden we een poosje in een wat landelijker omgeving zijn. We reden zuidwaards, dan weer over (glad en goed) asfalt, dan weer over aardewegen. Burkina kent een woestijnig gedeelte in het Noorden en een groen gedeelte in het zuiden; de bouwstijlen passen zich daar aan aan en daarom zijn er de bekende ronde hutten met de rieten daken in het groene deel, terwijl je noordelijker de typische blokkerige Sahelstijl ziet, met balken die uit de muur steken. Wij reden door een gebied dat alsmaar weelderinger begroeid raakte. Er waren palmen, mango- en avocadobomen en zelfs watervalletjes. Aan de avocado's hadden we ons in de stad al te goed gedaan; ze waren groot en rond, met een smal halsje, en paarsrood aan de buitenkant; van binnen gewoon heldergroen, en boterzacht. Je kon er heel lekkere broodjes mee smeren... dan kocht je er een paar gekookte eitjes bij en je had een vorstelijke lunch. Maar ik dwaal af.

We reden door bossen en door weidegebied, waar de mensen aan het werk waren op akkertjes met dijkjes er tussen. De mensen keken op als ze ons aan hoorden komen, en zwaaiden altijd terug met een brede lach. Grote runderen, horens langer en dikker dan je arm, een grote bult op de nek, stapten onverstoorbaar voort en trokken de kar. Kinderen verkochten fruit langs de weg. We vonden het een heel mooi en prettig land.

We wisten dat er bij de stad Banfora in de buurt een mooi meer moest zijn, waar nijlpaarden in leefden, en waar een campement was. Daar wilden we heen. We vonden makkelijk de weg door te vragen naar 'Chez Solo', dat ons was aanbevolen. Het campement zag er heel aardig uit, ronde hutten en rieten wandjes en een binnenplaats met palmhouten ligstoelen. Natuurlijk was er een toilet annex 'douche traditionelle' met een halfhoog muurtje en een gat in de grond. Solo begroette ons hartelijk en we besloten meteen om lekker een dagje te blijven en wat in de buurt rond te kijken. Burkinees bieretiket

's Avonds gingen we op nijlpaardensafari. Een broer van Solo bood vaartochtjes aan in zijn pirogue (roeiboot uit een stuk) voor een redelijke prijs. De aanbevolen tijd was net voor zonsondergang. Dat leek ons wel wat. En het was prachtig! De gids was een vriendelijke Burkinabe, die honderduit kon vertellen over het leven in zijn dorp, en over de dieren die we zagen. Het meer was spiegelend glad en roze in het avondlicht en de kinderen zwommen erin en spetterden elkaar nat en lachten. En na een poosje kwamen we bij de nijlpaarden. Het was een familie van ongeveer zeven dieren. We zagen hun grote koppen met de kleine roze oortjes. Soms gaapte er een, meestal het mannetje, dan zag je die muil, waar met gemak een kind in kon zitten. Onze gids maakte geluiden tegen ze en ze gaven antwoord. Ze zongen! Een vreemd loeiend geluid klonk over het water. De nijlpaarden flapperden met hun oren en hielden ons goed in de gaten. Een klom er op de rug van een ander, die bewoog zich, zodat de ander met een plons in het water viel. Ze waren aan het spelen, zei de gids, die erom moest lachen, ook al had hij het al heel vaak gezien. Zo vrijen ze ook, zei hij erbij. We maakten een paar foto's maar keken vooral, tot de zon onderging. Toen roeide de broer van Solo ons terug.

De volgende dag maakten we een tochtje in de omgeving om een mooie waterval te zien. Het wemelde er van de kleurige vogels. Ook een soort ijsvogel, die aan het vissen was. 's Middags toen we terugkwamen was de dakdekker gearriveerd om de daken van de hutten te repareren. Het dak van de hut naast de onze was op de grond gezet en helemaal met nieuw riet bedekt. De punt werd door de oude man ingevlochten en met mest ingesmeerd. Het riet werd vastgezet met twee palmbladnerven en een oude fietsband. Daarna zetten zijn helpers (met een handje erbij van Gerben) het weer op zijn plaats. Dat het goede daken waren, konden we die avond zien. Er kwam een regenbui waarbij de wind de bierkratten door de lucht liet vliegen, en alles liep onder water (Gerben's motor viel zelfs om in de soppige modder). Maar wij kregen misschien drie druppels water in ons bed. De kleien hutten hadden gelukkig een goede hoge drempel en wij lagen op een palmhouten bed met strozak.

De volgende morgen namen we afscheid van Solo en zijn Franse vriendin, en vertrokken we vrij vroeg. De zon scheen weer en het was alweer warm.

Terug naar de index